fbpx
Wij krijgen een 8.2 van onze klanten*

Fiscale regels

Informatie over fiscale regels die van toepassing zijn op lijfrenteproducten

Hier kun je informatie vinden met betrekking tot de fiscale regels die van toepassing zijn op lijfrenteproducten zoals JOUW Lijfrente Opbouwen en/of JOUW Lijfrente Uitkeren.

1. Pensioen in drie pijlers

De drie pijlers van het pensioengebouw
In Nederland is het pensioen ingericht overeenkomstig het pensioengebouw, welke bestaat uit drie pijlers:

  • pensioen van de overheid
  • pensioen van de werkgever
  • aanvullende pensioenregelingen die je privé doet

Pensioen eerste pijler: de overheid
De eerste pijler van het pensioen in Nederland is de overheid. Iedere Nederlander ontvangt een basispensioen. Dit is vastgelegd in de Algemene Ouderdomswet (hierna: AOW). De leeftijd waarop het AOW-pensioen ingaat kun je vinden op de website van de Belastingdienst. Naast de AOW zijn er nog andere situaties waarbij de overheid pensioen uitkeert: bij arbeidsongeschiktheid en bij overlijden. In dit laatste geval krijgen je nabestaanden een pensioenuitkering. De achterblijvende partner (en/of het kind) ontvangt dan maandelijks een bedrag.

Pensioen tweede pijler: de werkgever
De meeste werknemers in Nederland bouwen samen met de werkgever pensioen op. Dit is de tweede pijler van het pensioengebouw.

Pensioen derde pijler: privé
Bovenop het pensioen van de overheid en van de werkgever kan je ook zelf voor extra pensioenaanvulling zorgen. Bijvoorbeeld als het pensioen van de overheid en het werkgeverspensioen niet voldoende is om de gewenste levensstijl voort te zetten. Of in het geval van een ander soort pensioentekort of pensioengat. De werknemer kan dit tekort zelf aanvullen door middel van verzekeren, sparen of beleggen. Zo kun je bijvoorbeeld een lijfrentebeleggingsrecht via JOUW aankopen. De lijfrenteproducten van JOUW zijn derde pijlerpensioenproducten.

2. JOUW Lijfrente Opbouwen en JOUW Lijfrente Uitkeren

Voordat je overweegt om het product JOUW Lijfrente Opbouwen en/of JOUW Lijfrente Uitkeren aan te vragen is het van belang dat:

  • je zicht hebt op je eerste en tweede pijlerpensioenproducten om te oordelen of een derdepijlerpensioenproduct van JOUW en de omvang daarvan in jouw geval verstandig is; en
  • je op de hoogte bent van de fiscale en overige juridische regels. JOUW heeft hier een selectie gemaakt van de meest van belang zijnde regels. Twijfel je over jouw fiscale situatie, dan is het wellicht verstandig om een adviseur of de website van de Belastingdienst te raadplegen.

3. Opbouwen of uitkeren via een lijfrente

Bij JOUW Lijfrente worden geblokkeerde participaties in beleggingsfondsen aangekocht met als het doel het opbouwen en/of uitkeren van een aanvulling op je AOW en/of pensioen. Een lijfrente kent twee fases: de opbouwfase en de uitkeringsfase. Het saldo van je lijfrente bij JOUW zit voor de heffing van inkomstenbelasting in box 1. Je betaalt over het saldo geen vermogensrendementsheffing in box 3.

4. De opbouwfase

Je stort eenmalig of periodiek een bedrag. Dit bedrag kun je, binnen de grenzen van de Wet inkomstenbelasting 2001, als aftrekpost opvoeren bij je belastingaangifte. Wil je gebruik maken van deze aftrekpost voor de inkomstenbelasting, dan moet je wel voldoende jaarruimte en eventueel reserveringsruimte hebben.

Op de website van de Belastingdienst kan je het maximaal aftrekbare bedrag met ‘hulpmiddel lijfrentepremie’ berekenen. De berekening kan ook voor je gedaan worden door een adviseur. Bij je jaarlijkse aangifte inkomstenbelasting moet je zelf het gestorte bedrag van JOUW Lijfrente volledig aftrekken. De opbouwfase eindigt uiterlijk op 31 december, vijf jaar na het jaar waarin je de AOW-leeftijd bereikt. Dit is de einddatum. Vervolgens zet je het opgebouwde vermogen om in een lijfrente-uitkering. Dat kan bij JOUW. Hierover lees je meer onder het kopje ‘De uitkeringsfase’.

5. Wettelijke beslistermijn

Vanaf de einddatum heb je wettelijk één jaar de tijd om de opgebouwde lijfrente om te zetten in een uitkeringsproduct. Indien de omzetting niet binnen dit jaar plaatsvindt, dan heeft dat fiscale gevolgen. De Belastingdienst gaat er dan vanuit dat je de lijfrente hebt afgekocht. Je bent dan in één keer belasting verschuldigd over het totale bedrag aan lijfrente, maximaal tegen het tarief van 49,5% in 2024. Daarnaast brengt de Belastingdienst een boete (revisierente) in rekening van maximaal 20%.

Totdat je de opgebouwde lijfrente omzet naar een uitkeringsproduct, blijven de aangekochte participaties geblokkeerd. JOUW kan door de Belastingdienst aansprakelijk gesteld worden voor de belasting en de revisierente die je mogelijk verschuldigd bent. Daarom kan JOUW een bedrag [OF daarmee corresponderend deel] van de waarde van je participaties reserveren om in dat geval de Belastingdienst te kunnen betalen. Zodra de Belastingdienst verklaart dat JOUW niet aansprakelijk gesteld wordt, komt het gereserveerde bedrag weer voor jou beschikbaar.

6. De uitkeringsfase

Na de opbouwfase volgt de uitkeringsfase. Hiervoor kun je ook bij JOUW terecht. Je ontvangt in de uitkeringsfase periodieke uitkeringen. JOUW moet de wettelijk verplichte inhoudingen voor jou afdragen aan de Belastingdienst. Deze inhoudingen trekt JOUW af van je bruto uitkering. Je ontvangt dus steeds een netto-uitkering. De uitkering van je lijfrente moet voldoen aan de Wet inkomstenbelasting 2001. Deze wet stelt enkele voorwaarden. De voorwaarden zijn afhankelijk van je leeftijd op het moment dat je de uitkeringen laat beginnen.

Je kunt kiezen uit de ‘tijdelijke oudedagslijfrente’ en de ‘oudedagslijfrente’.

De ‘tijdelijke oudedagslijfrente’: je laat de uitkering starten in of na het jaar waarin je de AOW-leeftijd bereikt. De minimale looptijd van de uitkeringen is vijf jaar. Als je kiest voor een uitkeringsduur tussen de vijf en twintig jaar dan mag de bruto uitkering niet meer zijn dan € 26.462,- per jaar (2024). De tijdelijke oudedagslijfrente kan in onderstaande gevallen wel eerder starten dan in het jaar waarin je de AOW-leeftijd bereikt. Namelijk in of na het jaar waarin je 65 jaar wordt.

Heb je na 31 december 2013 niet meer ingelegd op je lijfrente? Dan mag je al in of na het jaar waarin je 65 wordt, het hele tegoed, dus ook het opgebouwde rendement en/of de opgebouwde rente, gebruiken voor een tijdelijke oudedagslijfrente.

Heb je na 31 december 2013 nog wel ingelegd op je lijfrente? Dan mag je alleen het tegoed dat je op 31 december 2013 had opgebouwd, gebruiken voor een tijdelijke oudedagslijfrente die ingaat in het jaar waarin je 65 wordt. Voor het overige tegoed moet de tijdelijke oudedagslijfrente starten in of na het jaar waarin je de AOW-leeftijd bereikt.

Met een oudedagslijfrente ontvangt u een lijfrente-uitkering tot uw overlijden. De uitkeringen mogen niet stoppen vóór uw overlijden. Dit is alleen mogelijk bij een verzekeraar.

Wettelijk moeten oudedagslijfrenten uiterlijk ingaan in het vijfde jaar na het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd.

Voor zowel de tijdelijke oudedagslijfrente als de oudedagslijfrente geldt dat de uitkeringen alleen mogen toekomen aan de rekeninghouder.

7. Saldoverklaring voor niet-afgetrokken inleg

Heb je tijdens de opbouwfase niet alle gestorte bedragen als aftrekpost opgevoerd bij je belastingaangifte? Vraag dan bij de Belastingdienst een ‘Verklaring niet-afgetrokken premies, ook wel ‘saldoverklaring’ genoemd, aan. De niet afgetrokken stortingen zijn namelijk tot een wettelijk maximum niet belast. Na ontvangst van de saldoverklaring houdt JOUW de wettelijk verplichte loonheffing in, maar niet over het bedrag dat op de saldoverklaring staat. Je kunt hier meer over lezen in ‘Een vergissing gemaakt bij uw lijfrente-aftrek. Wat nu?’ en in ‘Aanvraag saldoverklaring en Rekenvoorbeeld’. Als je geen saldoverklaring bij ons indient houden wij loonheffing in over alle uitkeringsbedragen.

8. Inleg vanuit een andere lijfrenterekening of -verzekering

Als je lijfrentekapitaal hebt opgebouwd bij een andere financiële instelling, zoals een bank of verzekeraar, dan kun je dat kapitaal direct laten storten bij JOUW. Bij JOUW Lijfrente Opbouwen bouw je dan gewoon verder op. Bij JOUW Lijfrente Uitkeren kies je ervoor om binnen twaalf maanden te starten met het uitkeren van je opgebouwde kapitaal.

9. Oud regime lijfrentekapitaal

Het is mogelijk dat de flexibelere regels van de inkomstenbelasting van vóór 1992 gelden voor het lijfrentekapitaal dat je bij een financiële instelling hebt opgebouwd. Er is dan sprake van ‘oud-regime lijfrentekapitaal’. Als je het kapitaal stort op JOUW Lijfrente Opbouwen of JOUW Lijfrente Uitkeren, dan gelden de regels van vóór 1992 niet meer. Met het storten valt je lijfrente dan namelijk automatisch in de lijfrentevormen van de Wet inkomstenbelasting 2001. Dit is mogelijk niet gunstig. In dit geval kan je voor advies terecht bij JOUW Service.

10. Verboden handelingen

De wet bepaalt wat je wel en niet mag met je lijfrente. Zo is het niet toegestaan het bedrag in één keer te laten uitkeren (afkopen). Ook mag je de lijfrente niet schenken, verkopen of onderpand laten zijn bij bijvoorbeeld een geldlening. Doe je dat toch, dan heeft dat direct fiscale gevolgen. Koop je bijvoorbeeld de lijfrente af? Dan trekt JOUW de wettelijk verplichte inhoudingen af van de totale bruto uitkering. Daarnaast brengt de Belastingdienst een boete (revisierente) van maximaal 20% over die uitkering in rekening. Hierop zijn twee uitzonderingen. Je bent geen revisierente verschuldigd bij:

  • Afkoop van een ‘kleine lijfrente’. Deze uitzondering geldt alleen voor JOUW Lijfrente Opbouwen waarvan de afkoopwaarde niet meer bedraagt dan € 5.364,- (2024). Om in aanmerking te komen voor deze uitzondering mag het saldo van alle lijfrenten bij dezelfde financiële instelling, zoals een bank of verzekeraar, bij elkaar opgeteld niet hoger zijn dan € 5.364,- (2024). Het saldo van lijfrenten in de uitkeringsfase tellen niet meer voor dit bedrag.
  • Afkoop bij langdurige arbeidsongeschiktheid. Daarbij geldt de voorwaarde dat de afkoopsom maximaal € 50.063,- (2024) bedraagt of het gemiddelde inkomen van de afgelopen twee jaar als dat hoger is. Ook geldt de eis dat de AOW-gerechtigde leeftijd nog niet is bereikt.

11. Overlijden

Bij een overlijden raadt JOUW de nabestaanden aan om contact op te nemen met een adviseur of notaris. Wat er met JOUW Lijfrente Opbouwen en/of JOUW Lijfrente Uitkeren na je overlijden gebeurt wordt in hoofdlijnen uitgelegd. JOUW gaat er van uit dat de erfenis aanvaard wordt door de erfgenamen. Waar hier wordt gesproken over erfgenamen, worden ook andere erfrechtelijke verkrijgers bedoeld.

Het saldo op JOUW Lijfrente Opbouwen moet door de erfgenamen binnen de wettelijke beslistermijn worden gebruikt voor de aankoop van een zogeheten ‘nabestaandenlijfrente’. De wettelijke beslistermijn eindigt uiterlijk op 31 december, twee jaar na het jaar van overlijden. Als er dan nog geen omzetting is gedaan, heeft dat dezelfde fiscale gevolgen zoals te lezen onder het kopje ‘De wettelijke beslistermijn’. De wet stelt aan de nabestaandenlijfrente verschillende eisen. Als de echtgenoot of partner (een gedeelte van) het saldo erft, dan moet tussen de eerste en de laatste uitkering een periode van minimaal vijf jaar zitten. Als andere familieleden (een gedeelte van) het saldo erven dan moet de periode tussen de eerste en de laatste uitkering ten minste twintig jaar zijn. Heeft het andere familielid de leeftijd van dertig jaar nog niet bereikt? Dan is de periode tussen de eerste en laatste uitkering minimaal vijf jaar of het aantal jaren dat de erfgenaam jonger is dan dertig jaar.

Bij overlijden tijdens de uitkeringsfase, keert JOUW de resterende termijnen van JOUW Lijfrente Uitkeren uit aan de erfgenamen.

De einddatum van de uitkeringen blijft hetzelfde. Er hoeft geen nieuwe aanvraag voor JOUW Lijfrente te worden gedaan door de erfgenamen, JOUW doet dat voor hen.

12. Geen testament

Zonder testament volgt uit de wet wat er gebeurt met JOUW Lijfrente Opbouwen en/of JOUW Lijfrente Uitkeren.

Als je getrouwd bent of een geregistreerd partnerschap hebt, dan zijn je echtgenoot/partner en je eventuele kinderen de erfgenamen. De echtgenoot/partner erft al je bezittingen en schulden. Als er kinderen zijn, dan krijgen zij een vordering op je echtgenoot/partner.

Als je niet (meer) getrouwd of geregistreerd partner bent, dan zijn je eventuele kinderen de erfgenamen. Zijn er geen kinderen, dan zijn je ouders, broers en zussen de erfgenamen.

Als je niet getrouwd bent, maar wel samenwoont – met of zonder samenlevingsovereenkomst – dan is je partner géén erfgenaam. Wil je dat JOUW Lijfrente Opbouwen en/of JOUW Lijfrente Uitkeren bij overlijden naar je partner gaat, dan moet je dat in een testament vastleggen.

13. Testament

Met een testament kun je zelf bepalen wat er met je JOUW Lijfrente Opbouwen en/of JOUW Lijfrente Uitkeren gebeurt. Volgens de Wet inkomstenbelasting 2001 mogen lijfrenten bij overlijden uitsluitend toekomen aan natuurlijke personen. Het is bijvoorbeeld niet toegestaan om in je testament een goed-doel-stichting of een BV aan te wijzen als erfgenaam voor je lijfrente. Doe je dit toch, dan ziet de Belastingdienst dit als een verboden handeling. Na overlijden is er dan inkomstenbelasting en revisierente verschuldigd bij de erflater. JOUW kan door de Belastingdienst aansprakelijk gesteld worden voor de verschuldigde inkomstenbelasting en revisierente die de overledene mogelijk verschuldigd is. Daarom kan JOUW een bedrag reserveren van je rekening om in dat geval de Belastingdienst te kunnen betalen. Zodra de Belastingdienst verklaart dat JOUW niet aansprakelijk gesteld wordt, keert JOUW het gereserveerde bedrag uit aan de testamentaire erfgename(n).

14. Erfbelasting

Als je in Nederland woont en overlijdt, dan moet de erfgenaam erfbelasting betalen over de erfenis. Sommige onderdelen van een erfenis zijn vrijgesteld van erfbelasting. Het saldo van JOUW Lijfrente Opbouwen en/of JOUW Lijfrente Uitkeren is vrijgesteld. De erfgenaam hoeft dus geen erfbelasting te betalen over het te ontvangen saldo. Echtgenoten en partners hebben daarnaast een algemene vrijstelling van maximaal € 795.156,- (2024). Omdat de lijfrente al is vrijgesteld van erfbelasting, wordt de algemene vrijstelling met een bepaald bedrag verminderd (‘lijfrente-imputatie’). Dit betekent dat op de partnervrijstelling een bedrag in mindering wordt gebracht ter grootte van de helft van het verkregen lijfrentesaldo, verminderd met 30% vanwege de in de toekomst verschuldigde inkomstenbelasting. De partnervrijstelling wordt dus lager, maar nooit lager dan € 205.420,- (2024).

15. Echtscheiding

Als de lijfrente bij echtscheiding moet worden gedeeld, dan kan de toedeling zonder tussentijdse belastingheffing plaatsvinden. Er moet dan wel in de 50/50 verhouding verdeeld worden. Zit je in de opbouwfase? Dan hoef je geen nieuwe rekening aan te vragen. De ex-partner moet een eigen lijfrenterekening openen bij JOUW of een andere aanbieder. Zit je in de uitkeringsfase, dan moet ook jij een nieuwe uitkeringsrekening aanvragen.

16. Bijzondere gevallen

Op onze website staan de belangrijkste fiscale en juridische regels van je lijfrente. Naast overlijden en echtscheiding kunnen ook andere gebeurtenissen gevolgen hebben voor je lijfrente. Bijvoorbeeld bij emigratie of bij een faillissement. Heb je daarover vragen? Neem dan contact op met JOUW Service.

17. Een vergissing gemaakt bij je lijfrente-aftrek? Zo los je dat op

Heb je een bankspaarrekening waarmee je extra spaart voor je pensioen? Dan is het belangrijk dat je je inleg opgeeft bij de aangifte van jouw inkomstenbelasting. Alleen op die manier ontvang je een deel van je inleg terug van de Belastingdienst. Ben je deze lijfrente-aftrek vergeten bij je aangifte? Dan kun je dit nog tot vijf jaar terug laten aanpassen.

Spelregels lijfrente-aftrek
JOUW Lijfrente Opbouwen is een voorbeeld van een lijfrente voor de opbouwfase. Een voorwaarde om een deel van je inleg terug te krijgen via je belastingaangifte is dat je een aantoonbaar pensioentekort hebt. De hoogte van je pensioentekort in een jaar bepaalt namelijk hoeveel je maximaal mag aftrekken van je belastbaar inkomen in box 1. Dit bedrag wordt ook wel je jaarruimte genoemd. Meer hierover lees je in ‘Jouw jaarruimte berekenen’.

Een vergissing is snel gemaakt
Ben je een of meerdere jaren vergeten om je inleg af te trekken bij je belastingaangifte? Of heb je meer ingelegd dan je mocht aftrekken op basis van je jaarruimte of reserveringsruimte? Dan kan dit nadelig voor je zijn. Je betaalt later namelijk in beginsel belasting over alle uitkeringen, dus ook over het deel van je inleg dat je niet hebt afgetrokken. Hoe je dit binnen vijf jaar nog kunt herstellen leggen we aan je uit in dit artikel. Wil je een vergeten lijfrente-aftrek van langer dan vijf jaar geleden aanpassen? Dan is de werkwijze anders en moet je een saldoverklaring bij de Belastingdienst aanvragen.

Je inleg alsnog in aftrek brengen
Er kunnen drie situaties op jou van toepassing zijn:

  1. Er is nog geen belastingaanslag opgelegd.
  2. Er is wel een belastingaanslag opgelegd, maar deze is nog niet definitief.
  3. Er is een definitieve belastingaanslag.

 

  1. Geen belastingaanslag
    Als je nog geen belastingaanslag hebt ontvangen, kun je je aangifte eenvoudig zelf aanpassen. Dat doe je door een nieuwe aangifte inkomstenbelasting in te dienen. Hierin trek je de lijfrente-inleg van het aangiftejaar alsnog van je inkomen af.
  1. Belastingaanslag nog niet definitief
    Heb je nog geen definitieve belastingaanslag ontvangen? Dan kun je bezwaar indienen bij de Belastingdienst.
  1. Definitieve belastingaanslag
    Als je wel een definitieve belastingaanslag hebt ontvangen, dan kun je de belastinginspecteur om toestemming vragen om de bedragen alsnog af te trekken. Dit kan tot uiterlijk vijf jaar na het belastingjaar waarover je de aanpassing wilt doen. Bijvoorbeeld je aangifte over 2019 kun je nog tot 31 december 2024 laten aanpassen.

Meer ingelegd dan je jaarruimte?
Heb je een bankspaarrekening en heb je meer ingelegd dan je op basis van je jaarruimte en reserveringsruimte mocht aftrekken? Dan is het mogelijk om de bank vragen om de te hoge inleg aan je terug te storten. Je moet hiervoor wel eerst een ‘verklaring geruisloze terugstorting’ aanvragen bij de Belastingdienst. Die heeft de bank nodig als bewijs om het bedrag terug te mogen storten. Je kunt er ook voor kiezen om bij het ontvangen van je lijfrente-uitkeringen gebruik te maken van de saldomethode. Meer daarover lees je in de saldoverklaring.

18. Aanvraag saldoverklaring en Rekenvoorbeeld

Een saldoverklaring vraag je dus aan bij de Belastingdienst. Hierop staat hoeveel je niet hebt afgetrokken van je inkomen. Je ontvangt de saldoverklaring uiterlijk binnen acht weken.

Stuur bij je aanvraag het volgende mee:

  • Je burgerservicenummer (BSN); en
  • Stortingsbewijzen of bankafschriften waarmee je aantoont wat je hebt ingelegd en wanneer; en
  • Een overzicht waarin je per lijfrenteproduct per jaar aangeeft welke bedragen je hebt afgetrokken en welke niet; en
  • Een verklaring waarin je aangeeft dat je de niet-afgetrokken premies of stortingen waarvoor je de saldoverklaring aanvraagt niet alsnog in aftrek zal brengen op je inkomen; en
  • Een kopie van de polis of overeenkomst van je lijfrenteproduct. Stuur ook een kopie van eventuele aanhangsels en clausules bij de polis of overeenkomst mee.

Let op: gaat je verzoek (ook) over aangiften inkomstenbelasting van vóór 2005? Dan moet je daarvan bewijsstukken meesturen, zoals kopieën van aangiften en aanslagen over die jaren. De Belastingdienst heeft namelijk geen aangiftegegevens meer van vóór 2005.

Stuur je verzoek op naar:

Belastingdienst
Afdeling CAP/MIA-IH
Postbus 90121
4800 RA Breda

De Belastingdienst berekent vervolgens het onbelaste saldo in twee stappen:

  • De in de periode 2001 tot 2010 betaalde en niet-afgetrokken premie of inleg wordt volledig meegerekend.
  • Vanaf 2010 geldt een maximum van € 2.269,- op betaalde en niet-afgetrokken premie of inleg per jaar.

Deze saldoverklaring stuur je daarna door aan JOUW, de partij waar je je lijfrente wilt laten uitkeren. Zonder saldoverklaring kan JOUW jou niet (gedeeltelijk) belastingvrij uitkeren.

JOUW zorgt er vervolgens voor dat je het onbelast saldo alsnog belastingvrij krijgt uitgekeerd. Zo voorkom je dus dat er te veel loonheffing wordt ingehouden.

Een rekenvoorbeeld
Abel had drie jaar lang (2008, 2009 en 2010) steeds een jaarruimte van € 6.000,-. Hij maakte echter elk jaar € 10.000,- over naar zijn lijfrenterekening om als aanvulling voor zijn pensioen te sparen. Deze inleg vulde hij ieder jaar in bij zijn belastingaangifte. Aangezien zijn jaarruimte € 6.000,- bedroeg, was een deel van zijn inleg niet aftrekbaar. De totale inleg die Abel niet heeft afgetrokken is dus 3 x € 4.000,- = € 12.000,-.

De Belastingdienst berekent welk deel hiervan als ‘onbelast saldo’ kan worden aangemerkt. Tot 2010 wordt alle betaalde en niet-afgetrokken inleg door de Belastingdienst gecorrigeerd. Vanaf 2010 is dit nog maar maximaal € 2.269,- per jaar. Daarom bedraagt het onbelaste saldodeel € 10.269,-. Dit bedrag staat op de saldoverklaring die Abel van de Belastingdienst ontvangt.

Inleg Lijfrente-aftrek Niet afgetrokken Onbelast saldo
2008 € 10.000,- € 6.000,- € 4.000,- € 4.000,-
2009 € 10.000,- € 6.000,- € 4.000,- € 4.000,-
2010 € 10.000,- € 6.000,- € 4.000,- € 4.000,-
Totaal € 10.000,- € 18.000,- € 12.000,- € 10.269,-

Abel krijgt dus in totaal € 10.269,- onbelast uitgekeerd zodra hij zijn lijfrente periodiek laat uitkeren. Dit werkt dan als volgt: stel Abel ontvangt vanaf 2020 een jaarlijkse lijfrente-uitkering van € 5.000,-. Deze uitkering is dan in 2020 onbelast. Het onbelaste saldo bedraagt dan nog € 10.269,- -/- € 5.000,- = € 5.269,-. Ook de uitkering in 2021 is onbelast. Het saldo bedraagt dan nog € 269,-, waardoor de uitkering in 2022 tot een bedrag van € 269,- onbelast is. Over het meerdere van € 5.000,- -/- € 269,- = € 4.731,- wordt loonheffing ingehouden.

Bruto uitkering Onbelaste uitkering Belaste uitkering
2020 € 5.000,- € 5.000,- € 0,-
2021 € 5.000,- € 5.000,- € 0,-
2022 € 5.000,- € 269,- € 4.731,-
2023 € 5.000,- € 0,- € 5.000,-
2024 € 5.000,- € 0,- € 5.000,-
2025 € 5.000,- € 0,- € 5.000,-

Dit rekenvoorbeeld is alleen bedoeld om te laten zien hoe de Belastingdienst omgaat met het berekenen van het onbelaste saldo over eerdere jaren. De netto-uitkering is afhankelijk van de belastingschijf waar Abel in valt en is bij dit voorbeeld buiten beschouwing gelaten.

19. Jouw jaarruimte berekenen

Om je jaarruimte te berekenen heb je een aantal financiële gegevens nodig:

  • Je belastingaangifte over het vorige jaar.
  • Je Uniform Pensioenoverzicht (UPO) over het vorige jaar. Hierin vind je onder andere je jaarlijkse pensioenaangroei (factor A).

Alles bij de hand? Gebruik dan de rekenhulp lijfrentepremie van de Belastingdienst om je jaarruimte te berekenen.

Wil je meer weten of heb je vragen?

Wij zijn je graag van dienst. Bel of mail ons of maak gebruik van de chat.

Chatten

Maandag t/m vrijdag van 07:00 - 23:00 uur
Zaterdag en zondag van 09:00 - 23:00 uur

 
    Start chat!  
 
    Chat accepted!  
 
    Sorry, the chat is not available at this moment.